Hemelvaartsdag en de zang van de veldleeuwerik
De veldleeuwerik zingt voor Gods troon
Een ornitheologische overdenking met het oog op Hemelvaartsdag
door Jaap Dekker, theoloog en actief voor A Rocha Enschede
Veldleeuweriken vind je tegenwoordig lang niet meer overal in Nederland. Hun aantal is de laatste jaren met wel 90 % afgenomen. De veldleeuwerik heeft het moeilijk vandaag. Toch hoor ik ze zelf nog geregeld, bijvoorbeeld op vliegbasis Twenthe, waar ze nog in grote aantallen voorkomen. De veldleeuwerik is een kleine, bruine vogel die al zingend opstijgt naar de hemel, totdat je hem bijna niet meer kunt zien. Je kunt hem dan nog wel heel goed horen. Hij heeft een prachtige zang. Fantastisch om naar te luisteren. De zang van de leeuwerik heeft vaak ook dichters geïnspireerd. Een voorbeeld hiervan is onderstaand gedicht van Geerten Gossaert (1884-1958). Zijn gedicht heet ‘Aloette’ (1911). Dat is de Franse naam voor leeuwerik.
“ALOETTE”
“Hoe koel is ’t in de morgenlucht,
Hoe is het loof verfrischt!
O reeds doorboort de feller zon
Den blauwen morgenmist!
Geen blad verroert: maar hoog en ver
Dringt door de stilten heen,-
Als ’t lichten van een late ster-
Eén jubeltoon alleen!
Wie is hij? wie heeft hem aanschouwd?
Wie heeft het hart gekend
Dat zóo, door alle heemlen, zijn
Gewiekten hartstocht ment?
Wie is hij? die te zeggen waagt
In een zóo hoogen zang
Zijn liefde? en wordt niet lovensmoe
Den heelen morgen lang?
Wie is hij? die daar roerloos staat
Hoog in de ijle lucht?
O geen aardsch hart, met smart besmet,
Stijgt in zóo steile vlucht
Te zingen voor den throon van God!
Wij hooren ’t zwijgend aan:
En vat ge niet den zin, mijn hart?
Eéns zult ook gíj verstaan!”
Er zijn een paar dingen die mij in dit gedicht opvallen. Allereerst dat de zang van de leeuwerik een ‘zingen voor de troon van God’ wordt genoemd. Daarmee staat dit gedicht in een lange traditie die zelfs tot in de Middeleeuwen teruggaat. Zie het beroemde lied ‘Aloeette, voghel clein’ in het Middeleeuwse Gruuthusehandschrift, waardoor Gossaert zich mogelijk heeft laten inspireren:
Aloeette, voghel clein,
dijn nature es zoet ende rein,
so es dijn edel zanc.
Daer dienstu met den here allein
te loven om sinen danc.
(Leeuwerikje, kleine vogel, / lief en zuiver is je natuur, / net als je edele melodie / Daarmee dien je alleen de Heer, / als dankbare lof voor Hem.)
Van de leeuwerik wordt dus al vanouds gezegd dat hij met zijn edele zang alleen God de Heer dient, om Hem te loven en te danken. Daarmee riep de leeuwerik bij de mensen vaak ook een sterk verlangen op om net als hij te mogen zijn. Net zo zuiver en edel, helemaal op God gericht (zie ook het gedicht Ach, hemellawerke van Guido Gezelle uit 1859). Dat verlangen proef je ook in dit gedicht van Geert Gossaert. Hij versterkt dat verlangen zelfs door die naar de hemel opklimmende leeuwerik tegenover de aardse harten van mensen te plaatsen die met smart besmet zijn. Ik herhaal nog even de laatste regels van zijn gedicht:
Wie is hij? die daar roerloos staat
Hoog in de ijle lucht?
O geen aardsch hart, met smart besmet,
Stijgt in zóo steile vlucht
Te zingen voor den throon van God!
Wij hooren ’t zwijgend aan:
En vat ge niet den zin, mijn hart?
Eéns zult ook gíj verstaan!
Er zit een diep verlangen in dit gedicht om net als die leeuwerik te kunnen ontsnappen aan al het aardse, want onze aardse harten zijn met smart besmet. Maar de leeuwerik zingt vandaag al voor de troon van God. Daar zit een diepe betekenis in. Vandaag voelt het misschien nog tegenstrijdig aan. Want hoe kun je nu zo voor God zingen als die leeuwerik, terwijl er op aarde nog zoveel smart en narigheid is? Maar, zo eindigt dit gedicht: Eens zult ook gij verstaan! Gossaert bedoelt waarschijnlijk het moment waarop wij ook zelf voor Gods troon staan en net zo zuiver en uitbundig voor Hem zingen.
Wat heeft dat alles nu met Hemelvaartsdag te maken? Wel, meer nog dan de zang van de leeuwerik kan ook de hemelvaart van Jezus een verlangen in je wakker roepen. Een verlangen om net als Jezus een hemels leven te mogen binnengaan en alle aardse smart achter je te laten. Want smart en narigheid, dat is iets van deze aarde. Eeuwige vreugde en zaligheid, dat is iets van de hemel. Toch is Jezus niet naar de hemel gegaan om daar zelf van de eeuwige zaligheid te genieten en de smart en narigheid van de aarde achter zich te laten. Of om die helemaal aan ons over te laten. ‘Weest niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij,’ zegt Jezus tegen zijn leerlingen. In het huis van mijn Vader zijn veel kamers (…); wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben.’ (Johannes 14,1-3) Prachtige en troostvolle woorden.
Overigens betekenen deze woorden niet dat het Jezus’ bedoeling is om al zijn volgelingen van de aarde weg te halen, alsof de hemel de plaats is waar onze eeuwige bestemming ligt. Bij God in de hemel mogen zijn, is zeker de troost die bij het sterven hoort. Overvloedige vreugde in Gods nabijheid, voor altijd een liefelijke plek aan Gods zijde (Psalm 16,11). Tranen die door God zelf uit onze ogen worden gewist. Wat een vooruitzicht. Maar uiteindelijk gaat het er niet om dat wij mensen naar de hemel gaan, maar dat Jezus de hemel naar de mensen komt brengen. Dat Jezus voor ons een hemel op aarde maakt, een hemel op een nieuwe aarde. En God zelf die dan in ons midden woont. Geen dood meer, geen rouw meer, geen virussen en ziekten meer, geen pijn en andere narigheid meer (Openbaring 21,4).
Bij Hemelvaartsdag hoort daarom de belofte van Jezus’ wederkomst. Dat Jezus op dezelfde wijze zal terugkomen als zijn leerlingen Hem naar de hemel hebben zien gaan (Handelingen 2,11). Tot die tijd is het onze taak om van Jezus te getuigen die alle smart gedragen heeft. Ja, meer nog, die de zonde en de dood heeft overwonnen, en die zal terugkomen om alles nieuw te maken. Bij dat getuigen hoort ook het zingen voor God. Zoals die leeuwerik dat in de lucht doet, voor de troon van God. Zo mogen wij dat hier op aarde doen, vandaag al, met onze beide benen op de grond. Een fijne Hemelvaartsdag!